Oh mijn geliefde wijsheid

Dit gedicht wordt opgedragen aan allen die kijken en niet zien, aan allen die weten en niet zijn, aan allen die horen en niet begrijpen. Dit gedicht is voor allen die diep verlangen naar de hereniging met wat ze weten en met wie ze zijn:

Oh mijn Geliefde Wijsheid,

Hoe vaak heb ik U opgesloten in mijn kille kerkers,

Hoe vaak liet ik U in mijn diepste geheime kelders vereenzamen,

Hoe vaak heb ik U uit mijn hart verbannen,

Hoe vaak ben ik U ontrouw geweest,

Hoe vaak heb ik U onnodig bezeerd en gepijnigd,

Ooit was ik Eén met U en hoe gelukkig waren we samen,

Ach, ik kijk met veel verdriet en smart naar onze herinneringen.

Soms moest ik Uw pracht aanschouwen van een afstand. Mijn ogen schitterden op zulke momenten van trots

Uw schoonheid ervoer ik soms als erg beangstigend

Uw aanwezigheid was soms benauwend

Soms verlangde ik naar Uw komst

Soms durfde ik U niet onder ogen te komen

Vaak moest ik mijn nachten doorbrengen in bordelen van domheid omdat ik Uw nabijheid niet aandurfde

Ik gaf U soms een hemelse status en dan was U onbereikbaar,

Soms haatte ik Uw arrogantie,

Soms was ik trots op U,

Ik ervoer U vaak als een hemelse last,

Ik vluchtte eindeloos in niets om Uw aanwezigheid niet te voelen,

Ik voelde me zo klein en lelijk wanneer ik naast U liep,

Uw licht liet mijn Duister harder klinken,

U was te Mooi om van mij te zijn,

En wie was ik om bij U te mogen horen?

In ons huis was vaak ruzie en ik was uiterst grof op die momenten,

Ik schaamde me vaak voor U,

Ik ontkende vaak Uw grootheid,

Ik haatte mezelf intens in Uw bijzijn,

Ik werd bang van de hitsige ogen wanneer ik naast U liep,

Ik heb U vaak alleen thuis achtergelaten en me begeven in stinkende kroegen

U was erg eenzaam al die tijd in mijn huis

En ik werd onrustig en troosteloos van Uw genade en geduld

We pasten niet bij elkaar, dacht ik voortdurend

Ik kon U niet vertrouwen wanneer ik U genadeloos achterliet,

Ik verlangde naar U terwijl U naast mij lag,

Oh mijn Nobele Wijsheid wat ben ik U ontrouw geweest,

Ik koesterde tegelijkertijd Haat en Liefde in mijn relatie met U,

En U was altijd geduldig en trouw aan mij,

Afgezien van al uw waardigheid en mijn onnozelheden oh mijn Fraaie Wijsheid; ik houd van U en ik zal U en Uw dromen blijven koesteren.

Nu besef ik eindelijk dat we voor elkaar bestemd zijn,

En ik zeg ondanks al mijn tekorten en onbekwaamheid volmondig ‘Ja’ tegen mijn hemelse band met U.

Ik zal U voortaan eren en bejegenen als een waardige partner en ik zal Uw dromen voor altijd blijven koesteren; in Voor- en in Tegenspoed.

Zelfs de dood zal ons niet kunnen scheiden oh mijn Geliefde Wijsheid